WAALWIJK - In plaats van lessen economie en gym zelf een plan maken voor de financiering van een grote wielrentocht. Leerlingen van de Overlaat in Waalwijk doen mee aan het project Tour du Ventoux, waarin ze zich voorbereiden om op de fiets de berg in Frankrijk te beklimmen. Het hele proces is niet alleen een fysieke uitdaging, maar ook ontzettend leerzaam. “We geven ze levensechte lessen mee.’’
Het project is een van de onderdelen van KWT plus. Hierin kunnen vmbo-leerlingen in hun tweede jaar kiezen uit verschillende creatieve projecten, waar ze op de woensdag en de vrijdag mee aan de slag gaan. Tour de Ventoux is begonnen na de kerstvakantie en eindigt in juni op de top van de Mont Ventoux. De leerlingen worden in het project begeleidt door vier docenten, waaronder Maikel van der Schoot en Thieu Bolenius. “Iedere woensdagmiddag gaan we fietsen met de groep. Ook hebben we trainingen gehad bij Below Fitness in Waalwijk en gingen we op hoogtestage in Zuid-Limburg, om aan het berglandschap te wennen.’’

Voor project Tour de Ventoux wordt er veel getraind.
Hoe is het idee ontstaan?
Maikel vertelt dat het project is opgezet vlak na de coronaperiode, omdat de docenten zochten naar een nieuwe manier om bij de leerlingen door te dringen. “We merkten dat de leerlingen van het vmbo vastliepen in het schoolsysteem. Het zenden van informatie kwam bij velen niet binnen en leerlingen raakten snel afgeleid. Daarnaast hebben ze door corona een stukje groepsvorming gemist. We dachten: laten we ze nou eens in beweging brengen. Uit de lokalen, met elkaar iets doen, zodat we ze op die manier wel kunnen bereiken. Sporten zorgt voor het ultieme groepsgevoel. Als we daar dan als doel kunnen stellen om de top van de Mont Ventoux te bereiken, dan is het helemaal geslaagd.’’
Zo ontstond het idee om samen met een groepje leerlingen de Mont Ventoux op te fietsen. De Overlaat organiseert het project dit jaar voor de derde keer. Een van die leerlingen die meteen mee wilde doen, is Seb. “Vorig jaar was Maikel mijn mentor en had hij het al over dit project. Ik was wel nieuwsgierig en vroeg aan hem: ‘vanaf welk jaar is dat?’ Toen ik in de tweede terechtkwam, ging ik meteen naar Maikel en zei ik: ‘Ik wil het wel proberen, het lijkt mij heel vet!’’’ Ook Janske werd meteen enthousiast toen ze dit tussen de lijst met projecten zag staan. “Ik hou niet zo van de hele dag binnen zitten, maar wel van sportief bezig zijn. Het project sprak me daarom heel erg aan.’’
Sponsoring in de praktijk

Via sponsoring moeten de leerlingen geld ophalen om alles te financieren. En dus ook de fietsen.
De leerlingen moeten er tijdens het project niet alleen voor zorgen dat ze met veel kilometers in de benen kunnen beginnen aan de klim. De grootste les van het project zit hem namelijk volgens Maikel in de weg ernaartoe. “Wij moeten als groep zelf voor het geld zorgen. In totaal gaat het om ongeveer vijftien duizend euro om alles te regelen. De fietsen, de wielerkleding, de bus naar Frankrijk en de huur van de camping die wij gebruiken als uitvalsbasis. Daar draagt de school wel een deel van bij, maar voor de rest moeten de leerlingen echt zelf aan de slag.’’ Er werden lessen gegeven over sponsoring, het inzetten van je netwerk en hoe je met sponsors winst kan maken.
Met die kennis moesten de leerlingen zelf met plannen komen. Van het verkopen van paaseieren en worstenbroodjes tot het organiseren van een wielerdiner, waar de sponsoren tegen betaling naartoe mochten. De wielerkleding werd voor een derde jaar op rij gesponsord door Go Waalwijk. Zo droeg iedere leerling op zijn/haar steentje bij. “Mijn vader had via zijn bedrijf een groot netwerk, via hem heb ik sponsors geregeld’’, vertelt Seb. “Vanuit de lessen op school heb ik geleerd om met een goed verhaal te komen bij de sponsors. Als je alleen maar met de vraag komt: wil je sponsoren? Dan werkt het niet. Je moet de sponsor echt overtuigen.’’
Niet iedereen haalt de eindmeet
Meedoen aan het project betekent niet dat je zomaar achterover kan leunen en je klasgenoten al het werk laten doen. Van alle leerlingen wordt verwacht dat ze actief meedoen met de trainingen en een goede bijdrage leveren in het zoeken naar sponsors. “We proberen ze bewust te maken van wat we aan het doen zijn’’, vertelt Maikel. “We rekenen leerlingen er niet op af als ze maar vijf zakken worstenbroodjes verkopen waar er anderen vijftig verkocht hebben, maar dan vragen we wel: ‘kom eens met ideeën wat we nog meer kunnen doen.’’ Thieu voegt daaraan toe dat dat niet voor iedere leerling makkelijk is gegaan. “Sommigen zijn in het regelen van sponsors hard op hun neus gevallen, maar ook daar leer je van. Misschien wel meer.’’ Ook met het trainen voor de Mont Ventoux valt het voor sommige leerlingen zwaar tegen of pakt het anders uit dan ze hadden verwacht. Een aantal waren daardoor ook genoodzaakt om met het project te stoppen. Dat het project een enorme uitdaging is, weet Janske alles van. “Als training zijn wij een dag naar Limburg geweest om op de heuvels te fietsen. Dat was heel zwaar. Toen heb ik wel even gedacht: waar ben ik in godsnaam aan begonnen? Maar dat is ook wel de grootste les die ik geleerd heb uit het project: niet opgeven en doorzetten!’’
Loodzware klim

De groep van de Overlaat die vorig jaar de Mont Ventoux beklom
Op dit moment is het team bezig met de laatste trainingen en maken ze zich klaar om de bus in te laden. Twee dagen voor de klim vertrekt het team, bestaande uit 24 leerlingen, docenten en ouders, naar de camping om daar nog een training te doen op Franse heuvelachtige bodem. Een tocht van meer dan twintig kilometer en een gemiddelde helling van meer dan zeven procent. Een route vol met haarspeldbochten naar het eindpunt, Op 1909 meter hoogte. “We rijden naar de top vanuit twee groepen, eentje vanuit Bédoin en eentje vanuit Sault’’, vertelt Thieu, terwijl hij de foto’s van de tocht van vorig jaar laat zien. “In de afgelopen twee jaar hebben we gemerkt dat op het moment dat we aan de top staan, dat de angst en spanning binnensluipt bij de leerlingen. Het is dan aan ons om ze zo mentaal voor te bereiden dat ze denken: dit gaat niet meer mis. Iedereen helpt elkaar en er staan ouders langs de kant die je letterlijk naar boven schreeuwen. Het komt dan echt op je eigen mentale kracht aan. Al twee keer is de hele groep bovengekomen, en we gaan ervoor dat dat dit jaar ook gaat lukken.’’
Ondanks het zware vooruitzicht van de tocht hebben Seb en Janske er alle vertrouwen in dat ze dit jaar ook met zijn allen de top zullen bereiken. “Er zijn zoveel mensen om je heen die je helpen en steunen. Als je dit in je eentje zou doen, zou dat heel anders zijn’’, vertelt Janske. Ook Seb haalt vertrouwen uit de support van ouders en docenten. “Ik denk dat straks 99 procent uit jezelf komt en die ene procent komt van de support om je heen.’’
De groep van de Overlaat vertrekt in de week van 2 juni richting de Mont Ventoux. Op donderdag 5 juni gaat het team de berg trotseren.